Mer-plicht Omgevingswet
Voor wie minder bekend is met de procedure van de milieueffectrapportage kan voor de vraag komen te staan of een initiatief mer-plichtig is. Een vraag die bijvoorbeeld gesteld kan worden aan de Omgevingstafel. Wanneer is een project mer-plichtig onder de Omgevingswet?
De eerste stap is bijlage V van het Omgevingsbesluit raadplegen. In bijlage V staan vier kolommen. In kolom 1 de projecten die in aanmerking komen voor de mer-plicht (kolom 2) of mer-beoordelingsplicht (kolom 3). De projecten zijn geordend naar herkenbare categorieën (A t/m M): landbouw, industrie, infrastructuur en ruimte, waterbeheer. Wat in een enkel geval nog wel vragen kan geven, is of het initiatief voldoet aan de omschrijving van het project in kolom 1. Een goede beschrijving van het initiatief is daarom van belang.
De mer-plicht geldt voor projecten met een risico op aanzienlijke milieugevolgen. Dit zijn projecten die wat betreft omvang en/of capaciteit voldoen aan een aantal minimumvereisten. Die minimumvereisten zijn gespecificeerd in kolom 2. Als het project geringer van omvang (of capaciteit) is, dan is het project mer-beoordelingsplichtig. Voor sommige projecten (raffinaderij, metaalindustrie) is de oprichting mer-plichtig en de wijziging of uitbreiding mer-beoordelingsplichtig.
Voor mer-beoordelingsplichtige projecten is essentieel om te checken of er een wijziging of uitbreiding is van de omvang of capaciteit. Want als de omvang of capaciteit van het project niet wijzigt of toeneemt is het project niet mer-beoordelingsplichtig. Een goede beschrijving van het project is nodig om te kunnen vaststellen of er sprake is van een wijziging of uitbreiding.
Voor projecten die mer-beoordelingsplichtig zijn, moet de initiatiefnemer een zogenoemde mer-melding (voorheen aanmeldnotitie) opstellen. De mer-melding bevat een beschrijving van de kenmerken van het project, de locatie en de aard en omvang van potentiële milieueffecten. Het doel is uitsluiten dat aanzienlijke milieueffecten kunnen optreden. Op basis van de mer-melding stelt het bevoegd gezag een mer-beoordelingsbesluit vast waarin zij motiveert dat een MER niet nodig is.
In kolom 4 staat het bestuurlijk beluit waarvoor het MER of de mer-beoordeling wordt opgesteld. Dit kan het omgevingsplan zijn, de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit of een ander bestuurlijk besluit. Voor stedelijke ontwikkelingsprojecten (J11) kan het bestuurlijk besluit ook een omgevingsvergunning zijn voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (bopa). Het is niet meer nodig om in een aparte procedure het mer-beoordelingsbesluit vast te stellen. Het mer-beoordelingsbesluit kan als bijlage worden toegevoegd aan het omgevingsplan of de omgevingsvergunning.
Tot slot kan het primaire project nog een ander initiatief omvatten dat genoemd wordt in bijlage V. Bijvoorbeeld een stedelijk ontwikkelingsproject (J11) en het winnen van duurzame warmte met warmte- en koudeopslag (wko). Voor wko is een diepboring nodig (B4 Omgevingsbesluit). In die gevallen is het stedelijk ontwikkelingsproject een kaderstellend plan, waarvoor de plan-mer-plicht geldt. De Omgevingswet biedt de mogelijkheid om met een plan-mer-beoordeling te onderzoeken of er een risico bestaat op aanzienlijke milieueffecten. Als die niet kunnen worden uitgesloten, moet er een Plan-MER worden opgesteld.