Verkenning bruidsschat gemeente Oss

De bruidsschat bestaat uit een verzameling van algemene rijksregels die nu nog onderdeel uitmaken van het Activiteitenbesluit, de Wet geurhinder en veehouderij, Besluit lozingen huishoudelijk afvalwater en Woningwet. Het gaat om kleinschalige activiteiten op het gebied van bouwen, voedselbereiding, horeca, dierenpensions, dagrecreatie en supermarkten, waarvoor specifieke milieuregels (o.a. geluid, geur, bodem, lozen van afvalwater) van toepassing zijn. De bruidsschat wordt bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet onderdeel van het Omgevingsplan van rechtswege. De gemeente Oss heeft voor de thema’s bodem, geluid en geur alvast een eerste analyse gemaakt van de bruidsschatregels en beoordeelt welke regels de gemeente wil overnemen, aanpassen of schrappen voor zover dat wenselijk is vanwege de concrete lokale situatie.

Bodem

De werkgroep heeft zich primair gericht op de bruidsschatregels die betrekking hebben op bodembescherming en het lozen van afvalwater op of in de bodem. Bij die beoordeling is ook onderzocht of er relevante instructieregels zijn voor bodembescherming in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) die gevolgen hebben voor het omgevingsplan.

De werkgroep heeft geconstateerd dat de bruidsschatregels over bodembescherming betrekking hebben op zeven milieubelastende activiteiten waarvoor er in het Bkl en Bal geen instructieregels zijn opgenomen. De gemeente kan om die reden zelf beslissen wat ze wil doen met deze regels. Het gaat om regels voor traditioneel schieten (Oss heeft vijf schutterijen), acculaders, pekelen van dierlijke bijproducten en organen, opslag van gedroogde pluimveemest, opslag van kuilvoer, wassen van motorvoertuigen en het fokken, houden en trainen van vogels, zoogdieren etc. Daarnaast bevat de bruidsschat nog een twintigtal artikelen over lozingen van afvalwater op of in de bodem. Om hierover een definitief besluit te nemen is afstemming met het waterschap nodig.

Voor de bodem zijn er de volgende voorlopige bevindingen en adviezen:
• Voor traditioneel schieten met loden kogels moet die worden opgevangen in een kogelvanger. Als het schieten kan leiden tot bodemverontreiniging is een eindonderzoek verplicht.
• Acculaden dient inpandig of onder een afdak plaats te vinden boven een in goede staat verkerende aaneengesloten verharding.
• Pekelen van dierlijke bijproducten vindt inpandig of onder een afdak plaats boven een in goede staat verkerende aaneengesloten verharding.
• Opslag van pluimveemest en kuilvoer zijn in het Bal geregeld en de bruidsschatregels kunnen vervallen voor wat betreft bodem.
• Het (kleinschalig) wassen van motorvoertuigen in wijken met een gescheiden/verbeterd rioolstelsel is niet toegestaan, ook niet op straten waar de bestrating waterdoorlatend is.
• Het kleinschalig fokken, trainen en houden van vogels en zoogdieren is toegestaan, de bruidsschatregel laten vervallen.

Voor enkele van de bovengenoemde activiteiten is te overwegen deze te regelen via de specifieke zorgplicht, zoals het wassen van motorvoertuigen op straat, pekelen van dierlijke bijproducten (good housekeeping) en het kleinschalig fokken, trainen en houden van vogels etc. Deze activiteiten veroorzaken geen echte problemen of komen bijna niet voor.

Geluid

De werkgroep heeft zich primair gericht op de bruidsschatregels die betrekking hebben op geluid van activiteiten (horeca, agrarisch, industrie). Bij die beoordeling zijn meegenomen relevante instructieregels over geluid in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) die gevolgen hebben voor het omgevingsplan. Ook is er zijdelings gekeken naar het vigerende (gebiedsgerichte) geluidbeleid van de gemeente (Geluidsnota, APV, evenementenbeleid).

Voor geluid zijn er de volgende voorlopige bevindingen en adviezen:
• De gemeente heeft de keuze om in het omgevingsplan geluidgrenswaarden per gebied te regelen of per milieubelastende activiteit. Geadviseerd wordt om dit per gebied te doen en het huidige gebiedsgerichte geluidbeleid (Geluidsnota) te actualiseren.
• In het omgevingsplan een lijst op te stellen van activiteiten waarvoor in ieder geval een akoestisch onderzoek vereist is.
• Voormalige woningen met een functionele binding (o.a. plattelandswoningen, bedrijfswoningen) wel beschermen tegen geluidshinder en de bruidsschatregels op dit punt aanpassen. Wanneer de gemeente dit niet adequaat regelt bestaat het risico dat er veel geluidsklachten optreden waarop vervolgens niet kan worden gehandhaafd.
• De bruidsschatregels die betrekking hebben op geprojecteerde en tijdelijke woningen en geluidgevoelige gebouwen overnemen in het omgevingsplan, omdat er anders knelpunten optreden in de overgangsfase na 1-1-2021.
• In het omgevingsplan regels op te nemen over stemgeluid van terrassen, sport- en recreatieterreinen en voor laad- en losactiviteiten. Deze activiteiten komen veel voor en geven veel klachten.
• In het kader van het evenementenbeleid worden vier locaties aangewezen die t.z.t. in het omgevingsplan kunnen worden aangewezen met de bijbehorende geluidnormering en set van regels.
• In het omgevingsplan wel piekniveaus hanteren voor geluid in de dagperiode voor bepaalde activiteiten, zoals voor metaalbewerking en het laden en lossen op de openbare weg.
• Voor windturbines stelt de bruidsschat een grenswaarde voor geluid van 47 dB. Voor windpark Lith is er het voornemen om een lagere grenswaarde te hanteren: 42 dB. Nog nader te overwegen om de grenswaarde van 42 dB als algemene norm in het omgevingsplan op te nemen.

Geur

De werkgroep heeft zich primair gericht op de bruidsschatregels die betrekking hebben op geur van agrarische en industriële activiteiten. Bij die beoordeling zijn meegenomen relevante instructieregels over geur in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) die gevolgen hebben voor het omgevingsplan. Ook is bij de beoordeling betrokken de Verordening geurhinder en veehouderij.

Voor geur zijn er de volgende voorlopige bevindingen en adviezen:
• Voor het bereiden van voedingsmiddelen in de horeca hanteert het Bkl en Bal geen instructieregels. De gemeente is helemaal vrij om keuzes te maken inzake de bruidsschatregels. Het advies is om de twee regels voor bedrijven met grootkeukenapparatuur over te nemen en in het omgevingsplan een duidelijk onderscheid te maken tussen grote en kleine horecabedrijven die voedsel bereiden.
• In het omgevingsplan kan de gemeente nog andere gebouwen dan woningen als geurgevoelig aanduiden, zoals kantoren, hotels, campings. Hierover moet nog een nadere keuze worden gemaakt.
• De Verordening geurhinder en veehouderij wordt per 1-1-2021 opgenomen in het tijdelijke deel van het Omgevingsplan van rechtswege. De in de geurverordening gehanteerde definities voor geurgevoelige objecten en de gehanteerde gebiedsindeling wijken af van de regels in het Bkl. Zo onderscheidt het Bkl geurgevoelige gebouwen (i.p.v. objecten) en bebouwingscontouren (i.p.v. gebieden). Het (voorlopige) advies is om de gebieden A t/m E (art. 3 geurverordening) t.z.t. op te nemen als bebouwingscontour in het omgevingsplan en de overige gebieden buiten de bebouwingscontouren te laten. Voordat de geurverordening geïntegreerd wordt in het definitieve deel van het omgevingsplan is het advies de geurregeling te evalueren en daarbij de geregistreerde geurklachten te betrekken.
• In de bruidsschat staat een tabel met aan te houden afstanden tot een bedrijf met landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor en pelsdierhouderijen. Het advies is om voor deze categorieën de vaste afstanden van de geurverordening aan te houden: 50 meter binnen de bebouwingscontour en 25 meter erbuiten.
• Voor industriële geurhinder hanteren het Bkl en Bal de instructieregel dat de gemeente in het omgevingsplan moet vastleggen wat een aanvaardbaar geurhinderniveau is voor de industrie. Die geurnorm bestaat nog niet. Voor het maken van keuzes inzake industriële geuremissies is geurbeleid gewenst, waarin de provincie en ODBN het voortouw kunnen nemen.

Conclusies

De verkenningen naar de inhoud van de bruidsschatregels hebben laten zien dat er samenhangen bestaan met gemeentelijke beleidsregels en verordeningen, waarmee bij het maken van definitieve keuzes rekening dient te worden gehouden. Gelet op de ambitie van het gemeentebestuur om de omvang van de regelgeving in het omgevingsplan zoveel mogelijk te beperken, is te overwegen om activiteiten die geringe (milieu)risico’s kennen en/of een geringe prioriteit hebben vanuit het oogpunt van toezicht en handhaving te schrappen of onder de specifieke zorgplicht te brengen.