Knopen doorhakken over omgevingskwaliteit – hou het simpel
Het realiseren van een goede omgevingskwaliteit staat volop in de belangstelling. Monitoring moet daarbij helpen, maar hoe doe je dat zonder eenduidige operationele definitie voor de kwaliteit van onze leefomgeving. Auto-ontwerpers vonden ooit de oplossing in een overzichtelijk dashboard. Eenzelfde exercitie kan bestuurders helpen bij het stellen van prioriteiten van de omgevingswaarden die aandacht behoeven.
Verschillende pogingen zijn gedaan om voor het begrip omgevingskwaliteit een werkbare definitie te formuleren. Al in 2003 is in opdracht van de Stichting Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem (SKB) onderzoek verricht naar een afwegingskader voor omgevingskwaliteit. Het resultaat van deze verkenning wordt beschouwd als een afwegingsproces tussen sociale, economische en ecologische belangen (zie figuur 1). Dit levert drie kernvoorraden op met verschillende deelvoorraden. Dit denkmodel is niet verder uitgewerkt, maar lijkt veel op de Triple P benadering die de grondslag is van de methodiek Duurzaamheidsprestatie op Locatie (DPL).

Figuur 1: Afwegingskader voor omgevingskwaliteit (SKB, 2003)
Zes kerndomeinen voor omgevingskwaliteit
Enkel met het hanteren van de drie kernwaarden zijn we er nog niet. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk hoe te komen tot een selectie van de ‘juiste’ deelvoorraden en een acceptabele maatlat. Een andere theoretische invalshoek komt uit de beleidswetenschap. In het boek ‘Overheidsbeleid – een inleiding in de beleidswetenschap’ stellen Herweijer en Hoogerwerf dat de overheid twee functies heeft. De overheid produceert goederen en diensten waarin andere partijen (burgers, ondernemers) niet kunnen of willen voorzien. Voorbeelden zijn sportvelden, parken, speelplaatsen voor kinderen, infrastructuur voor OV en fiets. Daarnaast heeft de overheid een zorgplicht voor het behoud van de kwaliteit van collectieve goederen, zoals schone lucht, biodiversiteit, landschap en erfgoederen. Het voordeel van deze theorie is dat deze aansluit bij de steeds terugkerende discussie over de kerntaken van de overheid.
Op grond van deze theorie is het mogelijk verschillende domeinen te onderscheiden van overheidsbeleid. Voor omgevingskwaliteit kunnen op deze wijze in beginsel zes kerndomeinen worden onderscheiden:
- Kwaliteit openbare ruimte
- Voorzieningen
- Erfgoederen
- Veiligheid
- Milieukwaliteit
- Bereikbaarheid
Per kerndomein zijn er verschillende omgevingswaarden (zie figuur 2).
Dashboard zorgt voor overzicht en gemak [1]
Vanuit pragmatisch oogpunt zijn zes kerndomeinen nog werkbaar om het overzicht te houden. Daarom is er veel voor te zeggen om voor omgevingskwaliteit een dashboard te ontwerpen met deze zes kerndomeinen. Immers, net als een automobilist wil een bestuurder graag snel en met enig gemak een overzicht hebben van wat er toe doet. Werken met een lijst met grote aantallen indicatoren helpt niet om overzicht te houden en de juiste afwegingen te maken. Voor het gemak van de bestuurder dient het aantal elementen van de omgevingskwaliteit daarom zo beperkt mogelijk te zijn. Daarnaast helpt het als de kerndomeinen zoveel mogelijk zelfstandige en onafhankelijke ‘meters’ zijn. Hierdoor kan worden voorkomen dat een verbetering in het ene domein ertoe leidt dat een ander domein in kwaliteit achteruitgaat. Hetzelfde geldt voor een verbetering in een bepaald domein welke bijdraagt aan een toename van kwaliteit in een ander domein.
Figuur 2: Kerndomeinen van omgevingskwaliteit met omgevingswaarden
Voor het gebruiksgemak van het dashboard heeft het voordelen te werken met aansprekende en herkenbare categorieën voor de waardering van de staat van de omgevingskwaliteit. Een optie is het hanteren van een rapportcijfer, dat communiceert helder. Het nadeel is dat er een hoog detailniveau wordt verondersteld van de beschikbare informatie. De vraag is of dat kan worden waargemaakt. De beschikbare basisinformatie per omgevingswaarde kent immers onzekerheden. Voorts neemt de informatie- en onderzoekslast toe bij een hoger detailniveau. Om die reden valt er veel voor te zeggen een herkenbare kwalitatieve schaal te hanteren, met als onderscheid de waarden ‘excellent’, ‘goed’, ‘voldoende’, ‘onvoldoende’ en ‘slecht’. Tabel 1 geeft bij wijze van voorbeeld een mogelijke uitwerking van een maatlat voor enkele omgevingswaarden van het kerndomein milieukwaliteit.
Tabel 1. Voorbeeld maatlat omgevingswaarden milieukwaliteit
Wanneer we aannemen dat het dashboard zes kerndomeinen omvat, met per domein diverse omgevingswaarden, dan is een goede presentatie essentieel. Per kerndomein biedt een presentatie, bijvoorbeeld in de vorm van een ‘spin’ een goed overzicht van de relevante omgevingswaarden en hun niveauwaarde. De spin heeft verschillende assen die de omgevingswaarden representeren met per as de maatlat (van excellent tot slecht). Met deze presentatie is voor de gebruiker in één oogopslag duidelijk wat de onderscheidende omgevingswaarden zijn en wat hun niveauwaarde is. Het voordeel is dat aggregatie van verschillende omgevingswaarden tot één getal per kerndomein niet nodig is. Ook biedt deze presentatievorm flexibiliteit. Al naar gelang de lokale context, maatschappelijke voorkeuren en beschikbare data kunnen nieuwe/andere omgevingswaarden worden toegevoegd. Per kerndomein kan het aantal omgevingswaarden variëren (maatwerk).
Met een spindiagram is aggregatie van omgevingswaarden tot één getal per kerndomein niet nodig.
Een dashboard dat bestaat uit een beperkt aantal kerndomeinen (‘meters’) en een overzichtelijke presentatie (bijvoorbeeld een spin) helpt bij het signaleren van de omgevingswaarden die aandacht behoeven. Bestuurders kunnen vervolgens besluiten welke omgevingswaarden prioriteit krijgen. Daarna volgt de analyse en het maken van een keuze over de te volgen strategie en in te zetten middelen. Een dashboard omgevingskwaliteit geeft geen antwoord op de vraag wat de maatschappelijke effecten zijn van het omgevingsbeleid. Daarvoor zijn er teveel onzekerheden. Wel kunnen er relaties worden gelegd tussen een hoge waardering van de omgevingskwaliteit en maatschappelijke effecten als gezondheid, vastgoedwaarde en vestigingsklimaat.
Peter van de Laak
Milieu nr. 2, 2014
[1] Het idee van een dashboard komt van de onderzoekers Joseph Stiglitz, Armatyra Sen en Jean-Paul Fitoussi. In opdracht van de Franse president Sarkozy hebben zij een baanbrekend onderzoek verricht naar het meten van economische, sociale en ecologische vooruitgang (On the measurement of economic performance and social progress, 2009). Zij stellen een dashboard voor van drie meters gebaseerd op de economische welvaartstheorie, welzijnstheorie over kwaliteit van leven en duurzaamheidstheorie (J. Goedman et al., Ruimtelijke Ontwikkeling in Drievoud, Sdu uitgevers 2011).